Chida Ananda, een bewoner van de Ashram ‘Shree Peetha Nilaya’, bezocht dit weekend Gent en Antwerpen. Bhakti Marga België had hem voor dit driedaagse bezoek uitgenodigd.
Zaterdag was er een intiem samenzijn met een toelichting van Chida Ananda op de Bhagavad Gita, Guruji’s missie en de Madalasa Upadesha werd gechant.
In de Markandeya Purana wordt dit slaapliedje genoemd, dat koningin Madalasa vroeger voor haar kinderen zong. Madalasa staat bekend als een van India’s meest geleerde vrouwen en er wordt beweerd dat ze verlichting bereikte. Vanwege haar onderricht lieten drie van haar vier zonen Vikranta, Subahu en Sjatrumardana de troon achter zich en gingen een ascetisch leven leiden. De vierde zoon heeft uiteindelijk de troon betreden en werd een goede koning.
Toen haar baby’s huilden, zong koningin Madalasa dit slaapliedje in plaats van hen te vermaken met kleine speeltjes en poppen (waar kinderen over het algemeen dol op zijn), wat erop wijst dat ze zich niet aangetrokken voelden tot materiële dingen.
De Madalasa Upadesha
Strofe 1:
शुद्धोसि बुद्धोसि निरँजनोऽसि
सँसारमाया परिवर्जितोऽसि
सँसारस्वप्नँ त्यज मोहनिद्राँ
मँदालसोल्लपमुवाच पुत्रम्।
Suddhosi bubbhosi niranjanosi
samsara maya parivarjitosi
samsara svapnam tyaja moha nidra
mandalasollapamuvacha putram
Betekenis:
Madalasa zegt tegen haar huilende zoon: “Je bent zuiver, verlicht en brandschoon. Verlaat de illusie van de wereld en word wakker uit deze diepe sluimering van desillusie”.
Strofe 2:
शुद्धोऽसि रे तात न तेऽस्ति नाम
कृतँ हि तत्कल्पनयाधुनैव।
पच्चात्मकँ देहँ इदँ न तेऽस्ति
नैवास्य त्वँ रोदिषि कस्य हेतो॥
śuddho’si re tāta na te’sti nāma
kṛtaɱ hi tatkalpanayādhunaiva|
paccātmakaɱ dehaɱ idaɱ na te’sti
naivāsya tvaɱ rodiṣi kasya heto||
Betekenis:
Mijn kind, je bent Eeuwig Zuiver! Je hebt geen naam. Een naam is slechts een denkbeeldige sluier over jou. Dit lichaam, bestaande uit vijf elementen, ben jij niet, noch behoor je ertoe. Als dat zo is, waarom huil je dan?
Strofe 3:
न वै भवान् रोदिति विक्ष्वजन्मा
शब्दोयमायाध्य महीश सूनूम्।
विकल्पयमानो विविधैर्गुणैस्ते
गुणाश्च भौताः सकलेन्दियेषु॥
na vai bhavan roditi vikshvajanma
shabdoyamayadhya mahisha sunum|
vikalpayamano vividhairgunaiste
gunascha bhautah sakalendiyeshu||
Betekenis:
In werkelijkheid huilt de essentie van het universum niet. Alles is een maya van woorden, o Prins! Begrijp dit alsjeblieft. De verschillende kwaliteiten die jij lijkt te hebben zijn slechts je verbeelding, ze behoren tot de elementen die de zintuigen maken (en hebben niets met jou te maken).
Strofe 4:
भूतनि भूतैः परिदुर्बलानि
वृद्धिँ समायाति यथेह पुँसः।
अन्नाम्बुपानादिभिरेव तस्मात्
न तेस्ति वृद्धिर् न च तेस्ति हानिः॥
bhutani bhutaih paridurbalani
vriddhim samayati yatheha pumsah|
annambupanadibhireva tasmat
na testi vriddhir na cha testi hanih||
Betekenis:
De Elementen [die dit lichaam maken] groeien door een opeenstapeling van meer elementen of verminderen in omvang als sommige elementen worden weggenomen. Dit zie je in een lichaam dat groeit in omvang of steeds magerder wordt, afhankelijk van de consumptie van voedsel, water, enzovoort. Jij hebt geen groei of verval.
Strofe 5:
त्वम् कँचुके शीर्यमाणे निजोस्मिन्
तस्मिन् देहे मूढताँ मा व्रजेथाः।
शुभाशुभौः कर्मभिर्देहमेतत्
मृदादिभिः कँचुकस्ते पिनद्धः॥
tvam kamchuke shiryamane nijosmin
tasmin dehe mudhatam ma vrajethah|
shubhashubhauh karmabhirdehametat
mridadibhih kamchukaste pinaddhah||
Betekenis:
Je zit in het lichaam en dat is als een jas die elke dag meer verslijt. Heb niet het onjuiste idee dat je het lichaam bent. Dit lichaam is als een jas waar je aan vastzit voor de uitwerking van de goede en slechte karma’s.
Strofe 6:
तातेति किँचित् तनयेति किँचित्
अँबेति किँचिद्धयितेति किँचित्।
ममेति किँचित् न ममेति किँचित्
त्वम् भूतसँघँ बहु म नयेथाः॥
tateti kimchit tanayeti kimchit
ambeti kimchiddhayiteti kimchit|
mameti kimchit na mameti kimchit
tvam bhutasamgham bahu ma nayethah||
Betekenis:
Sommigen verwijzen naar jou als vader, weer anderen als zoon of sommigen als moeder en weer anderen als vrouw. Sommigen zeggen ‘je bent van mij’ en weer anderen zeggen ‘je bent niet van mij’. Dit zijn stuk voor stuk verwijzingen naar deze ‘combinatie van fysieke elementen’, Identificeer je er niet mee..
Strofe 7:
सुखानि दुःखोपशमाय भोगान्
सुखाय जानाति विमूढचेताः।
तान्येव दुःखानि पुनः सुखानि
जानाति विद्धनविमूढचेताः॥
sukhani duhkhopashamaya bhogan
sukhaya janati vimudhachetah|
tanyeva duhkhani punah sukhani
janati viddhanavimudhachetah||
Betekenis:
De begoochelde kijkt naar objecten van plezier, als de geluksbrengers. De wijzen zien duidelijk in dat hetzelfde object dat nu geluk geeft, later een bron van ongeluk zal worden.
Strofe 8:
यानँ चित्तौ तत्र गतश्च देहो
देहोपि चान्यः पुरुषो निविष्ठः।
ममत्वमुरोया न यथ तथास्मिन्
देहेति मात्रँ बत मूढरौष।
yanam chittau tatra gatascha deho
dehopi chanyah purusho nivishthah|
mamatvamuroya na yatha tathasmin
deheti matram bata mudharausha|
Betekenis:
Het voertuig dat zich over de grond verplaatst verschilt van de persoon die zich erin bevindt, net zo verschillend is de persoon die zich in het lichaam bevindt van het lichaam! De eigenaar van het lichaam verschilt van het lichaam! Ah, hoe dom is het om te denken : ‘ik ben het lichaam’!