Paramahamsa Vishwananda sprak over de kostbaarheid van een menselijk leven en de rol van de guru in het leven van de devotee….
Jai Gurudev, allemaal!
Ten eerste een gezegend en gelukkig Gurupurnima voor iedereen!
Zoals gezegd wordt, is het leven zelf één van de privileges die je in het leven hebt. Het is een van de moeilijkste dingen: het verwerven van een menselijk leven. In de shastra wordt gezegd dat je, na het doorleven van ontelbare levens, je op het punt komt om dit menselijk leven te bereiken. Ondanks dat het zo moeilijk te bereiken is, ontvang je dit menselijke leven door de genade van God. Waarvoor?
Heel vaak is dat een vraag, weet je. Als je naar de wereld kijkt, zien we dat de mensen zich niet bewust zijn van hun levensdoel. Ondanks dat er veel Meesters gekomen zijn en Bhagavan Zelf is gekomen om de mensheid hieraan te herinneren. Zelfs wanneer mensen weten hoe kostbaar het menselijk leven is, doen ze niets. Daarom is de guru zo belangrijk in je leven. De guru komt je herinneren aan dat wat het leven inhoudt.
We kunnen leven als een dier (wat je zo vele levens al gedaan hebt). Zelfs terwijl je een mens bent, leef je [nog steeds] een leven als een dier, zonder doel. Je gaat doelloos door het leven. Wat je in het leven ook doet, dat doet een dier ook. De dieren moeten ook werken voor hun voedsel. Ze hebben ook hun familie. Wat is dan het verschil tussen jouw leven en dat van een dier? Daarom zegt de shastra dat het verwerven van een menselijk leven een van de kostbaarste geschenken is die het Goddelijke, die Bhagavan heeft gegeven, maar hoe verwerkelijk je dat? Want als we naar de wereld kijken; de wereld is erg mooi, Maya is prachtig en zo zwerf je maar doelloos rond in die cyclus van geboorte en dood. Daar is geen ontkomen aan. Als iemand je er niet aan herinnert, zul je in diezelfde cyclus van geboorte en dood blijven ronddraaien. De rol van de guru daarom is om je eraan te herinneren dat je ervan vrij moet komen.
Daarom, toen ik hier zat, keek ik naar dit prachtige schilderij van Koning Rishabhadeva. Weet je, in de Shreemad Bhagavatam, Canto 5, hoofdstuk 5, vers 18, zei hij iets moois: hij gaf een beschrijving van een guru. Tegenwoordig zie je veel zogenaamde guru‘s in deze wereld, nietwaar? Iedereen die een beetje heeft geleerd krijgt de titel van guru. Koning Rishabhadeva zei in dit vers: ‘Welke kwaliteit heeft een guru?“ Ten eerste moet de guru vrij zijn, wat betekent dat de mind van de guru niet gehecht is aan deze wereld; hij is gehecht aan het Goddelijke Zelf. Als de mind van de guru gehecht is aan het Goddelijke, dan zal alleen hij in staat zijn om het Goddelijke te geven, nietwaar? Als hij gehecht is aan een aardappel, zal hij je alleen een aardappel geven. Als de mind gehecht is aan geld, geven ze je alleen maar…nee, ze geven je geen geld; ze zullen geld van je afnemen. Dat geven ze je niet.
Dit zie je tegenwoordig. Ze kunnen je Bhagavan niet geven. Daarom zeggen ze: “Wees gelukkig”. Dat is het enige wat ze je kunnen geven. Ze kunnen je alleen het geluk van deze wereld geven, maar ze kunnen je niet het eeuwige geluk geven.
Koning Rishabhadeva zei dat de kwaliteit van de guru is, dat hij je uit de kringloop van geboorte en dood kan bevrijden. Dan ben je het waardig om niet alleen een guru te zijn, maar om een vader, een moeder, een echtgenoot of een spirituele Meester te zijn. Hij vertelt je over die kwaliteit die je moet hebben. Als je jezelf niet kunt bevrijden van de kringloop van geboorte en dood, dan heb je niet de eigenschappen om gekwalificeerd te worden als spiritueel leraar, niet eens als vader, moeder, echtgenoot… wie heeft tegenwoordig nog zo’n kwaliteit?
Mensen zijn zo gehecht aan deze materiële wereld, dat ze denken dat dit het enige geluk is en dat er niets anders bestaat. Als je echter naar de mensen kijkt, zijn ze dan echt gelukkig? Nee, ze zijn zo vervuld van angst en zorgen. Ze zijn bang voor wat de volgende dag zal brengen. Ze gaan onzeker over alles door het leven. Hier ligt de rol van de guru. Zie je, de guru wil niet dat de mensen rondzwerven in die kringloop van geboorte en dood, in die ellende die ze geluk noemen. Hij zegt dat ze daarvan vrij moeten zijn. Vrijheid betekent niet: ‘Al je zorgen hier zijn voorbij.’ Nee. Het betekent dat je die goddelijke gelukzalige staat moet bereiken die je in je hebt, niets anders. Die kwaliteit is erg belangrijk.
Zoals ik al zei, je hebt tegenwoordig zoveel zogenaamde guru‘s. Je leert een beetje yoga en dan kom je naar buiten met een guru-diploma, nietwaar? Je leert een beetje en dan denk je dat je al zoveel weet dat je anderen moet gaan onderwijzen. Iedereen wil anderen vertellen hoe ze hun leven moeten leiden, maar ze kijken niet naar zichzelf. Als je jezelf niet kunt redden, hoe kun je dan iemand anders redden? Als je zelf in samsara zwemt, in die waanvoorstelling, als je iemand anders wilt gaan redden, terwijl je zelf in die fantasie rondzwemt, is het onmogelijk.
Daarom wordt gezegd dat alleen degenen die de genade van God aan anderen kunnen geven, geschikt zijn om guru te worden. Als je gecentreerd bent in het Goddelijke, betekent dat alleen het Goddelijke bestaat. Als je je in het Goddelijke centreert, blijft alleen het Goddelijke over; ‘jij’ bestaat niet.
In de Bhagavad Gita, hoofdstuk 4, vers 34, zegt Bhagavan Krishna: “Zoek je toevlucht.” Dat is wat Hij Arjuna vraagt: toevlucht te zoeken aan de Voeten van de guru. Maar hoe vind je toevlucht aan de Voeten van de guru? Toen zei Hij: “Met eerbied en dienstbaarheid aan de guru.” Hij zei niet dat je ‘zomaar’ toevlucht gaat zoeken en dan zegt: “Oké, ik heb mijn toevlucht gevonden. Ik heb me laten inwijden, nu ben ik een devotee.” Nee, die houding van toevlucht zoeken betekent dat je nederig moet zijn. Nederigheid wordt niet zomaar verworven. Nederigheid komt uit je hart. Daarom, als we het over nederigheid hebben op het bhakti-pad: zie je hoe de mensen elkaar begroeten, hoe ze de guru begroeten? Ze vallen altijd op hun gezicht (je hoeft niet op je gezicht te vallen; je doet jezelf nog pijn…) Maar zo wordt het gezegd: “met eerbied en dienstbaarheid aan de guru.” Het is niet alleen eerbied op de manier van: ‘Oké, ik buig, ik maak er een show van, ik laat iedereen zien dat ik buig’, maar dienstbaar zijn aan de guru.
Dienst aan de guru betekent niet alleen de seva die je doet. Nee. Het is die innerlijke transformatie die plaats moet vinden. De guru dienen betekent: ‘Als ik echt bereid ben om mezelf te transformeren, dan volg ik wat de guru zegt.’ Tegenwoordig zeggen de mensen immers altijd: “Ja, ik wil veranderen, ik wil transformeren, ik wil spiritueel zijn”, omdat het sjiek is, nietwaar? Maar als het er echt op aan komt, verandert niemand werkelijk. Ze veranderen voor twee of drie weken en dan zijn ze weer terug bij hun normale zelf.
Bhagavan zegt: “Nee, haal je kennis bij de guru, vraag het de guru: “Hoe kan ik u van dienst zijn en hoe kan ik mezelf veranderen? Hoe kan ik een instrument voor u worden? Hoe kan ik deze ego-persoonlijkheid die ik heb vastgehouden, veranderen?” Natuurlijk, tegenwoordig ken je alleen dit leven, maar dit leven is een voortzetting van vele levens. Daarom vraag je dus: “Hoe kan ik dat veranderen?” Door dit aan de guru te vragen, zal de guru eerst aan die persoon gaan werken. Er moet eerst gepoetst worden, nietwaar? Als je een ruwe steen hebt, zoals een ruwe diamant… wel, ik weet niet of je ooit een ruwe diamant hebt gezien in deze wereld, maar die ziet eruit als een normale steen. Als je hier naar een ruwe diamant zoekt, zie je gewoon een ruwe steen. Als niets weet over die diamant, zie je gewoon een normale steen. Maar de guru ziet iets anders. Hij ziet hoe hij deze steen kan slijpen en dan begint het polijsten. Hier begin je vragen te stellen. Polijsten betekent transformeren. Het transformeren van de mind en die transformatie zal alleen door kennis plaatsvinden. Kennis is niet alleen maar boekenkennis. Kennis komt in een veelvoud van aspecten, waarbij je leert die beperkte mind te overstijgen naar een mind die onbegrensd is. Die eindige realiteit die je over jezelf kent, moet transformeren naar het oneindige.
Als je zegt: “Leid me van de duisternis naar het licht”, zeg je: ‘asato mā sad gamaya, tamaso mā jyotir gamaya‘, van onwaarheid naar waarheid, van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid. Als je de hele Veda neemt en die comprimeert, krijg je deze mantra: asato mā sad gamaya, tamaso mā jyotir gamaya, mṛtyor mā (a)’mṛtām gamaya. Kun je je dat voorstellen? Hoe groot is de yogi die de hele Veda creëert en hem samenvat in alleen deze drie regels! Daar gaat het leven over.
Eerst chant je het als een mantra, nietwaar? Asato mā sad gamaya, tamaso mā jyotir gamaya‘, ‘asato mā‘, van onwaarheid naar waarheid. Wat is deze onwaarheid? Wat is deze ‘valsheid’? Die valsheid is de waanvoorstelling die we talloze levens door hebben verzameld. Die onwaarheid is dat we denken: ‘Ja, we zijn gelukkig, dat we hier zijn.’ Of: ‘We zullen gelukkig zijn. Als ik een moeder heb die geen goede moeder was, zal ik misschien in het volgende leven een betere moeder hebben en dan zal ik gelukkig zijn. Als ik een man heb en ik ben niet gelukkig, zal ik misschien in het volgende leven gelukkig zijn. Als ik dit niet in dit leven heb, zal ik wellicht gelukkig zijn als ik het in mijn volgende leven wel heb.‘ Zie je, je gaat doelloos door het leven op zoek naar geluk in ongeluk.
asato mā sad gamaya, tamaso mā jyotir gamaya: ‘Leid me van onwaarheid naar waarheid, leid me van de duisternis naar het licht’
Paramahamsa Vishwananda
Wie is het die jou ongelukkig maakt? Jijzelf, toch? Je maakt jezelf eindeloos ongelukkig door deze waanvoorstelling, maar toch vraag je: “Leid me van onwaarheid naar waarheid.” En als de guru verschijnt om je de waarheid te leren, is dat beangstigend. Want de waarheid betekent dat je alles wat je weet, alles wat je denkt te weten over jezelf, alles wat je hebt geleerd, moet loslaten, zodat je weer vol mag raken, maar dan met nieuwe dingen, met een nieuw begrip. Dit is wat dat eerste deel van die mantra betekent: “Leid me van onwaarheid…” Deze wereld is prachtig en elk deel van haar heeft de potentie van Bhagavan Zelf, maar zie je die? Ik zou niet zeggen dat die een illusie is. Het is een illusie die over je hoofd wordt geworpen, zodat je de realiteit die achter alles schuilgaat niet waarneemt. Daarom zei Bhagavan in de Gita: “Mijn devotees nemen me overal waar, in alles.”
Wat is die hoedanigheid van een devotee? Weten is één ding en verwerkelijken is iets anders! Je van de onwaarheid naar de waarheid te laten leiden is een reis, een levensreis. Het zijn niet alleen woorden die je uitspreekt. Wil je uit die onwerkelijkheid naar de werkelijkheid komen? Dit is je spirituele pad die je bent ingeslagen en de guru is er om je daaraan te herinneren, maar wil je er voortdurend aan herinnerd worden? Dat is eng, nietwaar? Iemand vertelt je dat je een leven leidt dat niet echt is, maar wat zeg je van jouw kant?: “Nee, nee, nee, nee, het is heel echt. Ik houd van mijn leven.” Maar het is een andere realiteit. Jouw realiteit is gebaseerd op een beperkte realiteit. Jouw realiteit is alleen maar gebaseerd op: ‘Nu ben ik gelukkig, morgen ben ik niet gelukkig. Overmorgen ben ik weer gelukkig.’ Het jojo-effect, nietwaar? Je krijgt zo’n jojo-effect. Daar gaan jullie allemaal doorheen. De ene dag voel je je heel mooi, zalig: ‘Aah, heerlijk!’ Dat noem je dan gelukzaligheid en de volgende dag is die alweer verdwenen. Dat is niet wat de guru wil. Hij wil dat je in een voortdurende gelukzaligheid verkeert.
Daarom staat er in het volgende vers: ‘Leid me van de duisternis naar het licht.’ Het is geen schakelaar, weet je, zoals een elektrische schakelaar die je aan en uit zet! Het is de duisternis van de onwetendheid die je hebt vergaard.
Bhagavan zegt dat je het moet navragen. Hier is kennis belangrijk. Natuurlijk kan de guru, met één knip van z‘n vinger, je alles geven, maar zou je dat aankunnen? Nee, dat kun je niet. Dat vertel ik je uit ervaring. Mensen die hun mentaliteit niet hebben overtroffen, als ze niet hebben losgelaten wat ze denken te weten om hun beperkingen te overstijgen, zullen nooit in staat zijn om met dat wat de guru hen kan geven, om te gaan. Daarom komen velen op het spirituele pad en verlaten velen het spirituele pad ook weer, omdat ze het Licht niet aankunnen. Weet je, iedereen denkt: ‘Ja, ik kan het Licht wel aan.’ Zoals Arjuna tegen Krishna zei: “Ik wil Uw grote Vorm zien en ik wil…”, maar toen hij die zag, hoe reageerde hij toen? Hij was geschokt. Hij kon het Licht van Bhagavan niet aan, hij kon die realiteit niet aan.
Hetzelfde gebeurde in het leven van Jezus, toen Petrus zijn mond opende en zei: “Ja, ja, ik heb geloof, ik kom naar u toe.” Jezus zei: “Oké, kom uit de boot en loop over het water!“ Wat gebeurde er? Hij kwam uit de boot, hij stond op het water, maar toen begon zijn mind te werken, angst sprong in zijn gedachten en hij ging onder. Gelukkig was Jezus er om hem vast te grijpen, anders was de arme kerel verdronken! Maar zo, zie je: mensen verdrinken in deze begoochelde wereld, die ze geluk noemen, en de guru komt om hen te ontlasten, om hen uit dat ‘geluk’ te halen. Ze zitten in hun eigen cocon, ze zijn er blij mee en ze zijn erg tevreden met hun leven. Als je mensen vraagt: “Hoe vind je je leven?”, hoor je ze vaak zeggen: “Oh, ons leven, we zijn tevreden met ons leven. We zijn gelukkig met ons leven.” Mensen hebben dus deze begoochelde wereld om zich heen opgebouwd, denkend dat ze gelukkig zijn, maar als de realiteit dan begint door te dringen, zie je dat ze niet echt gelukkig zijn. Dan beseffen ze zelf dat ze niet echt gelukkig zijn. Ze zitten in die waanvoorstelling, met die onwetendheid in hun hoofd en het ontbreekt ze aan ware kennis. Als de guru verschijnt, zal hij ze die kennis geven, maar ze moeten die aannemen en proberen in praktijk te brengen.
Dan: ‘van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid‘. Hoeveel mensen kennen zichzelf werkelijk? Zelfs op het spirituele pad kennen niet zoveel mensen zichzelf. Ze weten dit: ze weten wat het verstand voorschrijft. Ze weten dat hier iemand leeft en dat er iemand dood is. Dat is het dan. Maar Bhagavan zegt: “Nee, jij bent onsterfelijk, jij bent het atma.” Welke daarvan ben jij? Als je je bestand hebt gedownload dat je in je Brahma-nadi hebt bewaard – daar zit alle opslagruimte in: je ‘harde schijf’ – als je die zou downloaden, zou je schrikken hoeveel namen en vormen en levens en hoeveel aspecten je hebt gehad. Welke zou je noemen? Hè? Welke daarvan ben jij? Wie ben jij?
Je bent maar één realiteit en als je die de sterfelijkheid die je ‘jij’ noemt (dat aspect dat je aan de buitenkant ziet) overstijgt, als het zich openbaart blijkt Hij het alleen te zijn.
Daarom zegt Hij dat in de Gita, hoofdstuk 4, vers 34, over eerbied en dienstbaarheid aan de guru en door te vragen: ‘Hoe kan ik mezelf redden?’ – Maar als je vragen stelt, moet je ook bereid zijn te ontvangen wat de guru geeft. Niet alleen maar zitten, informeren en blijven opslaan. Dit heb je al vele levens gedaan. Nee, als je informeert moet je klaar zijn om te luisteren, klaar om de uitdagingen aan te gaan, klaar om te transformeren en je beperkingen te overstijgen. Zoals Bhagavan zegt terwijl Hij verder gaat met het vers, dat de guru de hoogste realiteit heeft gezien, de guru verblijft in die hoogste realiteit en Hij is bereid te geven. Hij zal het je ook geven, maar pas als jij er klaar voor bent.
Zoals in hoofdstuk 11 van de Bhagavad Gita, waarin Arjuna zegt: “Alleen als ik er klaar voor ben, openbaart U mij dan alstublieft Uw ware aspect. Ik ben bereid om dit te zien, ik sta te popelen om U in Uw ultieme werkelijkheid waar te nemen, maar weet of ik er klaar voor ben.” Op dezelfde manier bereidt de guru er iemand op voor. Die transformatie moet op verschillende manieren gebeuren, weet je, om die beperkte mind te overstijgen en te komen tot een mind van onbegrensdheid: van een mind die gecentreerd is in waanvoorstellingen naar een mind die goddelijk is. Dit is de kwaliteit van de guru, waar hij bereid is om de hoogste gelukzaligheid te geven, bereid om zelfs Bhagavan te onthullen, om Bhagavan aan de mensen te geven, aan de devotees. Je moet daar echter wel klaar voor zijn. De rol van de guru is om je er klaar voor te maken en je het kostbaarste geschenk te geven dat hij in zijn bezit heeft.
Weet je, tegenwoordig gaan mensen naar guru’s: “Alstublieft, maak me gelukkig. Laat me dit huis hebben. Ik bid elke dag tot U, alstublieft, geef me een man. Alstublieft, geef me een vrouw. Geef me alstublieft kinderen. Alstublieft, geef me…” Iedereen is op zoek naar eindig geluk door te denken: “Als ik dit heb, zal ik gelukkig zijn.” Een paar dagen geleden schreef iemand mij en zei: ‘Guruji, ik heb alles in mijn leven, maar één ding heb ik niet: geluk. Ik weet niet hoe ik gelukkig moet zijn.’ Zie je wel? Wat heb je allemaal niet in je leven? Je stapelt zoveel dingen op! Op die manier heb je een houding van nooit genoeg. Je moet dit hebben, je moet dat hebben om gelukkig te zijn, maar uiteindelijk, zelfs als je zoveel dingen hebt, waar is het geluk? Ik heb het niet over het geluk van ‘vandaag ben je gelukkig, morgen niet meer’. Nee, ik heb het over een geluk dat niet eindigt. Je wordt elke dag gelukkiger. We zitten nog steeds middenin de les van die pandemie, weet je, en daar kun je zien hoe het met de gemoedstoestand van de mensen gesteld is. Opeens maken alle dingen waarvan ze denken dat ze daardoor gelukkig zullen worden, hen niet meer gelukkig, want nu zijn ze bang hun leven te verliezen! Wat je echt gelukkig maakt, is wanneer je je realiseert dat het leven het belangrijkste is. Toch wil niemand dat realiseren. Als je op je sterfbed ligt, zeg je dan: “Ah, nu wil ik gaan leven”? Helaas is dit de realiteit van deze wereld, dat de mensen zich realiseren dat ze het kostbaarste geschenk dat ze hadden, het huidige moment, hebben verspild. Ze hebben tijd in hun leven verspild. Liggend op hun sterfbed kijken ze terug: “Wat heb ik bereikt? Niets. Ik heb mijn geluk afhankelijk gemaakt van een man, vrouw, kinderen…” Maar als je stervende bent, is er niemand bij je. Als je geluk hebt, zijn er een paar die de Goddelijke Naam voor je zingen, maar zo niet, dan sterf je alleen. De guru is er echter altijd.
Op het moment dat je in deze wereld geboren wordt, de eerste ademtocht die je neemt, …op dat moment ben je al met de guru verbonden.
Paramahamsa Vishwananda
Op het moment dat je in deze wereld wordt geboren, de eerste ademtocht die je neemt – of de guru nu hier in een fysiek lichaam was of niet – op dat moment ben je al met de guru verbonden. De guru was er altijd, of je je daar nu bewust van was of niet, maar hij heeft met liefdevolle ogen naar je gekeken, zelfs zonder dat je het in de gaten had. Dus, zodra je er klaar voor was, heeft je atma je geroepen en je op dit spirituele pad gebracht. Dat gebeurde echter niet om je hoofd op hol te brengen, zodat je kan zeggen: “Nu ben ik een devotee” en je je mooi kunt kleden. Nee, daar gaat het niet om. Hij heeft je op dat pad geroepen om je te transformeren, zodat je niet wordt beperkt door je eigen begrip, maar om jezelf weer te transformeren in je goddelijke zelf. Je hoeft niet te sterven om goddelijk te worden, weet je. De mensen wachten: “Ik word wel goddelijk, als ik eenmaal dood ben.” Sterf dan NU! Nee, waar wacht je op? Je moet goddelijk worden in dit leven. Een ander woord voor ‘devotee’ is ‘goddelijk’, weet je. Als je goddelijk bent, transformeer je naar die liefde, je transformeert naar die goddelijke zalige staat. Dat is waar ‘devotee’ voor staat. Dat is wat Bhagavan zegt: “Waar mijn devotees ook zijn, ik ben bij hen.”
“Ik ben bij hen”: vind je dat Bhagavan een armzalige God is? Nee? Hij is een zaligmakende. Als we het over Ranganath hebben, weet je: Hij is degene die altijd blij is, gelukkig. Vitthala: degene die er om geeft. Als we het woord ‘Vitthala’ nemen, heeft het vele betekenissen. De eerste betekenis is de Godin van het geluk, degene die zorgt. Een andere betekenis is wat Tukaram zegt: ‘Vittha’ betekent onwetendheid, en ‘la’ betekent degene die verwelkomt. Hij verwelkomt iedereen. Hij verwelkomt je hoe je ook bent, met al je beperkingen, met je duisternis, met je duivelsheid, met al je demonische eigenschappen, wat je ook hebt; Hij verwelkomt je. Hij is als een vuur, klaar om je volledig te zuiveren. En dat is wat Hij wil.
Stel je voor dat je een mot bent die zelfmoord pleegt in de eeuwige vlam. De mot wordt aangetrokken. Waar er ook een lamp is, ze zullen er zelfmoord in plegen. Zo is een devotee ook. Als ze zich aangetrokken voelen tot de guru en God plegen ze zelfmoord. Niet op een suïcidale manier, maar op een goddelijke manier. Ze transformeren hun beperking, de manier waarop ze zichzelf hebben begrepen, de manier waarop ze het leven hebben begrepen en ze springen in het licht van God en beginnen te stralen net als het Goddelijke. Dat is het licht dat je moet uitstralen. Als iemand een devotee ziet, ziet hij geen miserabel mens. Een devotee is een inspiratie voor anderen om te transformeren. Stel je voor dat iemand een miserabele devotee ziet, denk je dat die mensen zal inspireren om te veranderen? Of zouden ze voor hem weglopen? Zelfs Bhagavan zou weglopen! Maar als je naar de devotees kijkt, zelfs als ze huilen… kijk dan naar alle grote zielen. Ze verlangen naar Hem; ze verlangen, omdat hun hart roept om het Goddelijke Zelf, om die relatie met Hem te hebben. Ze huilen, maar ze stralen. Zelfs als ze huilen voelen de mensen zich tot hen aangetrokken. Dat is verbazingwekkend, nietwaar? Kijk, toen Mirabai voor Krishna zong, huilde ze de hele tijd. Chaitanya Mahaprabhu danste, maar hij huilde voortdurend. Die tranen waren echter geen tranen van onwetendheid; geen tranen van ‘ik smacht naar iets materieels’. Dit herkent iemand als hij onder devotees is; zij hebben dit, zij delen dit. Zelfs als ze, zoals ik al zei, huilen, zijn ze toch aantrekkelijk, omdat het atma huilt. Het atma. Als je je mind één moment stilhoudt, slechts één moment – je bent zo goed in het bezighouden van je mind, als je hem maar één, niet eens een seconde, een fractie van een seconde, stilhoudt, zul je zien hoezeer het atma naar Bhagavan verlangt. Dat wordt soms van binnen naar buiten voortgestuwd. Daarom heb je dat verlangen, weet je, maar toch, dan ga je er over nadenken en dan begint je mind het te analyseren, en dan is het voorbij… je raakt het kwijt.
Daarom zegt Bhagavan dat de guru bereid is om te geven, maar dat je er wel klaar voor moet zijn om te ontvangen. En hoe kun je klaar zijn om te ontvangen? Leg die mind weg, dan kun je veel meer ontvangen. Het leven van de guru is een leven van service. Dit is één ding dat de devotees moeten begrijpen: ze zijn hier om te dienen. En de grootste dienaar van allemaal is de guru zelf. Hij dient Bhagavan door de mensheid eraan te herinneren dat er maar één doel is dat je gelukkig maakt: het bereiken van de Voeten van Bhagavan Zelf. En je hoeft niet te sterven om Zijn Voeten te bereiken, maar je moet die mind laten sterven, laten transformeren. Als ik het over sterven heb, bedoel ik niet de dood zoals jullie die begrijpen, maar de transformatie van die mind. Die bereidheid moet er ook zijn. Als er geen bereidheid is, zul je niet transformeren. Je mag dan wel een tijdje transformeren, maar dan val je weer terug. Als je echter de sterke wil hebt om te transformeren, zul je nooit meer terugvallen.
Dit is seva. Als we het hebben over dienstbaarheid aan de guru – toen ik het eerder had over dat vers van de Gita waar Bhagavan zei de guru te dienen – dan is het alleen maar de uiterlijke dienst. Wat de guru echter echt verheugt en gelukkig maakt is wanneer hij ziet dat zijn devotees en discipelen werkelijk zijn veranderd en dat ze transformeren met dat waarvoor hij is gekomen om te geven. Dan zal hij tevreden zijn.
Nou, ik wens jullie allemaal een gezegende en vreugdevolle Gurupurnima! Moge de genade van alle guru‘s op jullie rusten. En neem die zegen mee van waar je ook bent en leg hem ook neer in de harten van anderen.
Jai Gurudev!
GURUPURNIMA 2020
SATSANG DOOR PARAMAHAMSA VISHWANANDA IN DE ASHRAM SHREE PEETHA NILAYA, 5 juli 2020