Op de vierde avond van Navaratri beschreef Paramahamsa Vishwananda de Godin Kushmanda. Haar symbool is de pompoen, die de levenskracht vertegenwoordigt die alles doordringt. Ze herinnert ons aan onze eeuwige relatie met God en het doel van het ware geluk dat ontstaat door Hem te dienen.

Kijk voor meer indrukken van NAVARATRI 2019

Vandaag vieren we dus Kushmanda. Je hebt waarschijnlijk gemerkt dat er veel pompoenen op het altaar staan. Zij is de godin van de pompoenen. Waarom al die pompoenen? Eigenlijk is Zij een herinnering aan de levenskracht, die alles doordringt. Een pompoen is een vrucht waar veel energie in zit. Als je kijkt naar de manier waarop een pompoen groeit, zie je dat hij zich op een ruwe ondergrond ontwikkelt. Eigenlijk heeft hij niet veel nodig. Hij groeit in alle richtingen; er is maar één kleine wortel, maar de takken gaan overal naartoe. Van één pompoenplant kun je een heleboel, wel honderden pompoenen oogsten. Het herinnert ons eraan dat we allemaal van één plek afkomstig zijn.

Zij is een herinnering aan de levenskracht, die alles doordringt.

Paramahamsa Vishwananda

Voordat alles zich manifesteerde waren wij in Sriman Narayana. Door manifestatie zijn we allemaal op een ervaring uit. En aan het einde is Hij ons doel en moeten we teruggaan. Hij is die zaden die geplant zijn. Als het zaad uitgroeit tot prachtige boom, heb je veel vruchten, nietwaar? En als de vruchten er weer afvallen, keren ze weer terug naar de aarde. Opnieuw de hele cyclus, vanwege de zaden die zijn geplant. Dit is die universele energie die in alles overheerst. En als je die wijsheid hebt, zul je dat beseffen.

Hoezeer zorgt de Moeder voor ieder van jullie, hoe je ook bent? Heb je gezien hoe een moeder voor haar kind zorgt? Een kind mag dan erg vies zijn, maar de moeder denkt niet: “Dat kind is vies, dat raak ik niet aan.” Nee, het maakt niet uit hoe het kind eraan toe is, de moeder houdt haar kind vast, maakt het schoon, geeft het te eten en geeft het vervolgens aan de vader. Dat is wat de moeder doet, de universele Moeder, de kosmische Moeder, Bhakti Zelf, dat is wat Zij doet. Ze reinigt je, zuivert je en aan het einde zal Ze je aan Giridhari teruggeven en zeggen: “Hier, die is van jou, doe er iets mee!” Maar het grootste deel komt voor Haar rekening.

Onze mind is zo vertroebeld, dat we dit niet waarnemen.

Er is een prachtig verhaal dat koning Shalya voor de Mahabharat oorlog aan Karna vertelde. Jullie weten heel goed dat Karna zoveel goede kwaliteiten had, maar zelfs met al zijn goede kwaliteiten koos hij de kant van Duryodhan. De koning zei tegen hem: “Daar kan niets goeds uit voortkomen. Je hebt zoveel goede kwaliteiten, maar als je gezelschap niet goed is, als je je in het verkeerde gezelschap bevindt, zul jij ook corrupt worden.”

Dus, om hem dit uit te leggen en te proberen hem op andere gedachten te brengen, vertelde hij hem een heel mooi verhaal over een kraai.

Er was eens een eiland in het midden van de oceaan, (net als Mauritius waarschijnlijk). Op dit eiland leefde een erg aardige en heel goede zakenman. Deze zakenman was erg liefdevol en zorgzaam en hij had veel kinderen, die ook heel beschaafd, liefdevol en zorgzaam waren. Elke dag hadden ze samen lunch. Ze aten en discussieerden samen en als ze klaar waren met de maaltijd, kwam er een kraai die hun restjes opat. Die kraai was erg trots op zichzelf. Als er andere kraaien kwamen tijdens het eten joeg hij ze weg, omdat hij dacht dat hij de enige was die al het goede verdiende. Zo voelde hij zich elke dag heel gelukkig en dacht dat de wereld alleen om hem draaide, en hij werd bijzonder trots en arrogant.

Ooit was er een groep zwanen die naar dat eiland vloog en iedereen keek ernaar, hoe prachtig, hoe majestueus ze vlogen, hoe elegant ze met hun vleugels sloegen. Eén van de kinderen van deze zakenman zei: ‘O kraai, kijk eens hoe mooi ze zijn! Ik denk niet dat jij zo kunt vliegen als zij.

Als je dat vertelt aan iemand die ervan overtuigd is dat hij het centrum van de wereld is, is dat een uitdaging, nietwaar? Dat is shockerend. Met tegenzin riep de kraai één van de zwanen en zei: “Hé, kom hier! Ik zag je vliegen en ik wil een weddenschap met je aangaan. Ik wil met je meevliegen en kijken wie er als eerste terugkomt.” De zwaan ging ermee akkoord en zei: “Oké, ik neem je uitdaging aan.” Vol trots zei de kraai: “Ik ken veel verschillende manieren om te vliegen, ik ben goed thuis in het vliegen, weet je, dus ik ken veel stijlen. Ik kan erg stijlvol vliegen.” De zwaan zei: “Oké, prima.”

Het tijdstip om te gaan vliegen was aangebroken. Ze vlogen en al snel moesten ze de oceaan oversteken. De zwaan vloog heel gestaag, heel rustig, zonder enige verstoring, niets. De kraai daarentegen vloog heel snel; het ene moment vloog hij hoog en het volgende moment dook hij direct naar de oceaan. Hij was enorm aan het opscheppen met zijn vliegkunsten. De zwaan keek alleen maar en stoorde zich niet aan hem. Na enige tijd vlogen ze over het midden van de oceaan en begon de kraai moe te worden, nadat hij al zijn vliegmanieren had laten zien. Hij was moe en wist niet wat hij moest doen. In paniek keek hij om zich heen, op zoek naar een plek om te landen, maar er was niets. Waar vind je nou een plek middenin de oceaan? Terwijl hij om zich heen keek, raakte hij zo uitgeput dat hij in de oceaan viel. In de oceaan riep hij om hulp. De zwaan lachte en kwam naar hem toe en zei: “Die vliegmanier moet je me eens leren. Die stijl van vliegen ken ik niet; die heb ik nog nooit gezien.” Op dat moment was er van de trots van de kraai niets meer over. Hij besefte zijn fout en vroeg: “Vergeef me alsjeblieft, vergeef me. Breng me terug, alsjeblieft.” Zo nam de zwaan de kraai mee, vloog rustig terug naar het eiland en zette de kraai weer neer.

Dit verhaal werd aan Karna verteld, zodat hij erover kon denken waarom hij aan de kant van de oppositie vocht, terwijl hij zoveel goede kwaliteiten had.

In bhakti moet je heel verstandig zijn, want de beloning die je op het spirituele pad ontvangt, is niet alleen maar een beloning die je krijgt wanneer je iets doet en beloond wordt. Het is een beloning die eeuwig is, die op zichzelf oneindig is. Het is niet als een daad die je doet en je er vervolgens profijt van hebt; het gaat verder dan dat. Heel vaak doen mensen veel goede daden, maar deze goede daden zullen je slechts naar een bepaalde plaats leiden en als die goede daad is voltooid, zul je hier terug moeten komen. In de Chandoghya Upanishad wordt gezegd dat wanneer de goede daad is voltooid, zelfs in de Hemel, je moet terugkeren naar de Aarde. Het is dus niet eeuwig. Het enige dat eeuwig is, is wanneer je liefdevolle dienst aan de Heer bereikt. Wanneer je die liefdevolle dienst aan Giridhariji bereikt, wordt die eeuwig.

Toen Manu en zijn vrouw mediteerden, deden ze duizenden jaren boete met slechts één doel: het visioen van Sriman Narayana. Toen ze dat visioen van Sriman Narayana kregen, vroeg Bhagavan hen: “Vraag me om iets.” En wat vroegen ze? “Mogen wij U eeuwig dienstbaar zijn. Sta ons toe Uw Lotusvoeten voor eeuwig te dienen.” Dat is het enige wat ze vroegen en dat amuseerde Sriman Narayana. Hij zei: “Jullie hebben zoveel jaren zoveel boete gedaan en nu willen jullie alleen Mijn Voeten?” Velen van jullie zouden denken: ‘Wat een dwaasheid’, nietwaar? Als je een wonderlamp zou hebben, weet je, zou je een hele waslijst hebben, niet? En dan zou je tegen de geest zeggen: “Wacht even! Twee minuten!” Je zou de hele waslijst willen hebben.

Er was eens een wijze. Toen hij Sri Rama ontmoette, vroeg Rama hem: “Welke zegen wil je hebben?’ Zijn antwoord was: “Laat mijn hart Uw woonplaats zijn. Maak van mijn hart de plaats waar U woont, zodat ik niet ver van U verwijderd bent en U niet ver van mij. Ik wil U op die manier eeuwig dienen.” En dat is de beloning van bhakti.

Kushmanda herinnert je aan deze eeuwige relatie met God en aan het doel van het ware geluk: een geluk waaraan geen einde komt, dat nooit ophoudt en geen ellende kent.

Kushmanda dus: als je ‘kush’ zegt in het Hindi, wat betekent dat dan? Geluk. Kushi. Maar geluk voor wereldse mensen betekent enkel dat ze iets krijgen. Als ze dat ding krijgen waar ze naar verlangen, worden ze kushi: ze worden gelukkig. Als ze niet krijgen wat ze willen, blijven ze daar maar naar streven. Maar wat is hun uiteindelijke resultaat? Ze worden ellendig, omdat zelfs het ding waar ze naar verlangden hen niet echt gelukkig maakt. Het geeft hen een zeker geluk, een beperkte versie van geluk. Als dat geluk eenmaal op is, dan zijn ze weer terug in hun ellende en zoeken ze opnieuw naar een andere vorm van geluk. En zo blijven ze maar doorgaan, het ene geluk na het andere en dan zeggen ze: “Ja, ik ben gelukkig.” Als ze echt naar hun leven kijken, doen ze alleen maar alsof ze gelukkig zijn.

Kushmanda herinnert ons aan deze eeuwige relatie met God en het doel van het ware geluk: een geluk waaraan geen einde komt, dat nooit ophoudt en geen ellende kent. En daarvoor moet je doel duidelijk zijn: duidelijk zijn waar je staat.

Jai Gurudev!

Paramahamsa Sri Swami Vishwananda, Navaratri, Kushmanda Devi, dag 4, 2 oktober 2019