Op Oudejaarsavond heeft heeft Paramahamsa Vishwananda voor een devotee uit Mauritius deze murti van Krishna, die op de slang Kaliya staat te dansen, vanuit Zijn hart gematerialiseerd. De murti symboliseert de overwinning op de mind, op ons denken. Het verslag kun je HIER vinden.

Guruji heeft in de Srimad Bhagavatam de symboliek van deze gebeurtenis uitgelegd: Op een keer lieten Kṛṣṇa en de gopa’s de koeien grazen op een plaats aan de oevers van de rivier de Yamunā, die ook wel Kālindī wordt genoemd. Op dat moment was Balarāma niet bij hen. Het was een erg warme dag, dus de gopa’s en de kalveren hadden erg veel dorst. Ze gingen naar beneden en begonnen water uit de rivier te drinken, waarna ze allemaal bewusteloos neervielen. Zie je, in de rivier zat een meerkoppige slang, die Kāliya wordt genoemd. Kāliya en zijn familie leefden daar en het water was met hun gif besmet.

Zodra Kṛṣṇa besefte wat er was gebeurd, bracht Hij de jongens en de koeien weer tot bewustzijn. Daarna besloten ze dat Kāliya daar weg moest. Bhagavān sprong in de rivier en de jongens renden rond en schreeuwden in paniek: ”Er is iets vreselijks gebeurd! Er zit een vreselijke demon in de rivier en Kṛṣṇa is in het water gesprongen!“ Ondertussen hadden de bewoners van Vṛndavāna gemerkt dat Kṛṣṇa en de jongens in gevaar waren, dus snelden ze allemaal naar hen toe.

Terwijl Kṛṣṇa diep in de rivier dook om Kāliya te bevechten, trof Hij Kāliya slapend aan. Hij kwam dichterbij en sloeg hem. Kāliya schrok onmiddellijk wakker en zag een jongetje dat naar hem stond te kijken. Kṛṣṇa begon met Zijn Voeten op de staart van Kāliya te trappen en Kāliya viel Kṛṣṇa aan. Kṛṣṇa trapte zo hard op Kāliya’s staart, dat die begon te bloeden en het bloed naar de oppervlakte van het water kwam. Aan de oevers van de rivier vroegen Yaśodā en alle gopa’s en gopī’s zich af: ’Wat is er aan de  hand? Er moet iets vreselijks zijn gebeurd! Er komt bloed naar boven! Oh arme Kṛṣṇa!’ Balarāma probeerde hen te troosten en zei: “Maak je geen zorgen! Hij weet wat Hij doet.“ Maar niemand wilde luisteren.

Tenslotte zei Kṛṣṇa: “Nu is het genoeg geweest!” Hij stond op het punt Kāliya te doden, maar diens vrouwen vroegen Kṛṣṇa: “Heer, heb genade! Door onwetendheid, door zijn ego, kon hij niet herkennen wie U was! Daarom vocht hij met U. Heb medelijden met hem!“

De guru doet hetzelfde. Hij komt tussenbeide voor zijn devotees en bidt: ‘Heb alstublieft genade met mijn devotees! Heb medelijden met hun domheid. Ze kunnen niet goed denken. Ze kunnen niet goed handelen. Maar ondanks hun tekortkomingen en fouten zijn ze nog steeds Uw kinderen. Weest U alstublieft genadig en zegent U hen allemaal!“ Op dezelfde manier bidden wij:

Lokāh samastāh sukhinō bhāvantū
Moge alle wezens in alle werelden gelukkig en vrij zijn.

We bidden niet alleen voor onszelf. We bidden voor iedereen, omdat we in onze ware essentie niet egoïstisch zijn en niet alleen voor onszelf zorgen. Bhagavān moet dus elk spoor van egoïsme bij ons verwijderen. Net zo, wanneer je met je hele ego bij een guru komt, zal de guru het verpletteren, het vertrappen en erop springen totdat je ego is vernietigd!

Hier was Bhagavān genadig voor Kāliya. Hij zei tegen Kāliya: “Luister, je moet hier weggaan. Ga terug naar Rāmanaka; ga terug naar waar je vandaan komt!” Toen zei Kāliya: “Hoe kan ik teruggaan? Garuḍa zal me opeten. Vanwege mijn trots en arrogantie heb ik met hem gevochten.“ Je doet en zegt veel dingen vanwege je trots en arrogantie. Je doet zelfs alsof je het beter weet dan de Meester en zegt: “Ik zal mijn Meester leren hoe je Godsverwerkelijking bereikt. Hij doet het verkeerd!” De Meesters zijn vrij. Zij kunnen doen wat ze willen. Maar jij bent niet vrij! Dus zo gaf Kāliya zich over aan de Voeten van de Heer. Toen tilde Kāliya Kṛṣṇa op en Kṛṣṇa danste op zijn hoofden. In één hand hield Hij de fluit terwijl Hij op de hoofden van Kāliya danste. Iedereen was onder de indruk! Daarna zei Bhagavān tegen Kāliya: “Ga nu terug. Als Garuḍa Mijn Voetafdruk op jou ziet staan, zal hij je niet aanvallen.“ Kāliya boog voor Kṛṣṇa en vertrok met zijn familie om terug te keren naar Rāmanaka.

Op een vergelijkbare manier zul je ook vrij zijn, wanneer je je toevlucht neemt tot de Voeten van de Heer en je Bewustzijn vrij is van je ego. Het ego is voor twee dingen bang: onderscheidingsvermogen en onthechting. Dit is de symboliek van de vleugels van Garuḍa. De ene vleugel staat voor onderscheidingsvermogen en de andere voor onthechting. Zo werd Garuḍa het voertuig van Bhagavān. Het ego zit vol gif, net als Kāliya. Als je een groot ego hebt, zul je altijd tegen onderscheidingsvermogen en onthechting zijn. Door Gods Genade wordt het ego echter onderdrukt. Dan verdwijnt al het vergif van arrogantie, wreedheid en geweld en maakt het plaats voor de Heer Zelf. Zoals Jezus in de Bijbel zegt: “Je kunt geen twee meesters dienen.”

Nadat Kāliya bestempeld was met Kṛṣṇa’s Voetafdruk en Zijn Genade, kon hij naar zijn ware essentie terugkeren, zijn echte thuis in Rāmanaka, wat spirituele gelukzaligheid symboliseert.

Fragmenten uit toelichting van Paramahamsa Vishwananda op de Srimad Bhagavatam